Een recent rapport heeft tot enig ophef geleid rond elektrisch varen: Tijdens de Marine Equipment Trade Show (METS) presenteerde koepelorganisatie ICOMIA een naar eigen zeggen baanbrekend onderzoek dat zou aantonen dat voor vele pleziervaartuigen het gebruik van biofuels in traditionele motoren een duurzamere keuze is dan elektrisch varen.
Het Pathways to Propulsion Decarbonisation for the Recreational Marine Industry report is in opdracht van ICOMIA opgesteld om te onderzoeken hoe de mondiale recreatieve maritieme industrie de CO2-uitstoot verder kan verminderen. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het ingenieursadviesbureau Ricardo PLC en is het meest uitgebreide levenscyclusanalyseonderzoek dat ooit in de branche is uitgevoerd. In het onderzoek is gekeken naar voortstuwingstechnologieën van negen gewone pleziervaartuigen om de impact van de uitstoot van broeikasgassen gedurende de levensduur, de financiële kosten, de bruikbaarheid, het bereik, de prestaties en de implicaties voor de infrastructuur te vergelijken.
In het onderzoek werden voortstuwingstechnologieën voor negen gangbare recreatieve vaartuigen naast elkaar gezet om de impact van levenslange emissies, financiële kosten, bruikbaarheid, prestaties, bereik en infrastructuurimplicaties te vergelijken. De onderzochte voortstuwingstechnologieën waren de volgende:
- batterij-elektrisch (elektrische boten en vaartuigen)
- hybride elektrisch (aandrijvingen die fossiele brandstof en elektriciteit gebruiken)
- waterstof (verbrandingsmotoren of brandstofcel)
- verbrandingsmotoren met duurzame brandstoffen (duurzaam geproduceerd vloeibaar alternatief voor conventionele fossiele brandstof)
- verbrandingsmotoren met benzine of diesel
De groene mythe rond elektrisch varen ontkracht?
Het lijvige rapport biedt nieuwe inzichten in de milieu-impact van diverse voortstuwingssystemen, waaronder elektrische aandrijvingen, in de maritieme recreatiesector. Het onderzoek benadrukt het belang van een volledige beoordeling van de ecologische voetafdruk van elektrische vaartuigen. Tegelijk stelt het daarmee de vaak aangenomen superioriteit van elektrisch varen qua milieu-impact ter discussie. En betoogt dat de overstap naar elektrische aandrijvingen voor zeiljachten en andere kleine vaartuigen vaak een hogere milieu-impact heeft dan het doorvaren met dieselmotoren. Echter wel onder de voorwaarde dat het behoud van conventionele verbrandingsmotoren gebeurt in combinatie met de overstap naar duurzame synthetische of biofuels, zoals hydro-behandelde plantaardige olie (HVO) of e-petrol (GTL).
Bovendien blijken alle alternatieven, waaronder elektrische systemen, duurder dan de bestaande situatie, gegeven de meerkosten van elektrische voortstuwingssystemen die tussen 40% tot 250% ligt. Het onderzoek wijst verder uit dat hernieuwbare dieselbrandstof, met name HVO, de grootste reducties in het potentieel voor opwarming van de aarde (GWP) kan bieden voor dieselvaartuigen, mits de brandstof wordt geproduceerd met afvalstoffen.
Volgens het onderzoek zijn duurzame brandstoffen zoals methanol en isobutanol de meest geschikte opties om de milieu-impact van boten te verminderen boten, zonder afbreuk te doen aan de afstand die een boot kan afleggen of de prestaties ervan. De meeste en snelste CO2 reductie (decarbobisering) is te bereiken via een wijdverspreide adoptie van duurzame brandstoffen. Belangrijke stappen daarbij zijn:
- de acceptatie van een technologieneutrale benadering voor decarbonisatie in maritieme omgevingen
- een versnelling van de ontwikkeling en distributie van duurzame maritieme brandstoffen en consumentenvoorlichtingscampagnes die de adoptie van deze nieuwe brandstoffen ondersteunen
- samenwerking tussen consumentenveiligheid en overheidsinstanties met de scheepvaartindustrie om elektrische technologienormen en consumentenveiligheidsprotocollen vast te stellen
- een uitbreiding van R&D-belastingkredieten en investeringen om de dichtheid van batterijen en waterstofonderzoek te verbeteren dat kan worden toegepast in de maritieme omgeving
- voortdurend onderzoek om bestaande en opkomende technologieën te evalueren en hoe deze het beste toe te passen in de maritieme omgeving
Over het onderzoek en wat brengt de toekomst
De ICOMIA-studie biedt een analyse van de volledige milieu-impact van alle momenteel beschikbare voortstuwingstechnologieën voor recreatieve vaartuigen tot 24 meter. Deze uitgebreide studie laat tevens de noodzaak zien van een ‘holistische benadering’ bij keuzes ten aanzien van de energievoorziening in de recreatieve scheepvaart. Het rapport benadrukt verder de noodzaak van verschillende oplossingen voor decarbonisatie in de recreatieve maritieme industrie, waarbij wordt opgemerkt dat de meeste impact van een zeiljacht voortkomt uit de productie en niet uit het gebruik. Het rapport roept tenslotte op tot verder onderzoek en ontwikkeling aan om de beste opties voor het verminderen van de koolstofvoetafdruk van de maritieme industrie te vinden en te verfijnen.
Een ‘bom’ onder elektrisch varen?
Hoewel ondanks veel open deuren deze bevindingen van belang zijn, is het ook cruciaal om te erkennen dat de pleziervaart divers is en dat wat voor het ene type vaartuig werkt, niet noodzakelijk het beste is voor een ander. Het uitgangspunt van 45 uur inzet per jaar per pleziervaartuig is discutabel. Bovendien loopt het met de beschikbaarheid van uit afval geproduceerde duurzame brandstoffen ook niet zo’n vaart en daarmee valt en staat de conclusie. Bovendien neemt het aantal gebieden waar je alleen met nul emissie mag varen of afmeren de komende jaren snel toe en waarderen steeds meer watersporters het genoegen van het varen in stilte zonder uitlaatrook. De studie erkent de complexiteit van het vraagstuk van duurzaamheid in de maritieme sector en de noodzaak van een gedifferentieerde aanpak. Het zou dus niet per se gezien moeten worden als een ‘bom’ in de traditionele zin, maar eerder als een trigger tot verdergaande discussies en afwegingen binnen de watersportgemeenschap.