De Inspectie IL&T is onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de scheepvaart en ook de pleziervaart. De inspectie constateert nu dat de deadline van 30 december 2018 waarbinnen alle pleziervaartuigen langer dan 20 meter of met een blokmaat ( lengte x breedte x diegang) groter dan 100 m3 een Certificaat van Onderzoek (CvO) moeten hebben, voor veel schepen toch een probleem wordt. De reden is dat er naast de grote pleziervaartuigen en historische schepen ook veel andere bedrijfsmatig gebruikte vaartuigen en drijvende werktuigen voor het einde van het jaar gekeurd en gecertificeerd moeten zijn. Dat zet veel druk op het beperkte aantal bedrijven en personen die mogen keuren en certificeren. En ook zorgt dit voor extra drukte bij werven om schepen droog te zetten en eventueel noodzakelijke aanpassingen te doen.
Op de informatieavond van LVBHV (historische vaartuigen behoudsvereniging) die op 24 januari in Zutphen plaatsvond, meldde de Inspectie IL&T bij monde van senior inspecteur ILT sectie binnenvaart Aren Jumelet dat daarom via een zgn. beleidsregel aan de minister van I&M is voorgesteld dat schepen die uiterlijk voor 1 november 2018 aanstaande een aanvraag voor het certificaat doen, bij de inspectie een verklaring kunnen krijgen dat zij bezig zijn met de certificatie en daarmee dan uitstel kunnen krijgen voor de deadline van 30 december 2018. Dat betekent dat schepen waarvan het traject om het CvO te behalen al ruimschoots is ingezet, maar die door omstandigheden dat nog niet hebben afgerond, uitstel krijgen en ook na de deadline nog gecertificeerd mogen worden onder de huidige soepelere eisen. Zij mogen in die periode dan ook doorvaren zonder certificaat. Hoe lang deze periode zal duren is nog onduidelijk. Na afloop van deze termijn moeten alle schepen langer dan 20 meter of waarbij L*B*T boven 100 kuub uitkomt om in aanmerking te kunnen komen voor het CBB volledig voldoen aan de regels voor de binnenvaart.
Let wel, dit is een voorstel. Onzeker is of de minister akkoord gaat en of Brussel nog een stok in het wiel kan steken. De verplichting voor het CvO vloeit immers voort uit Europese afspraken en regels die in andere landen al wel ingevoerd zijn. Ook is dit extra uitstel uitsluitend bedoeld voor schepen en eigenaren die in de problemen komen door een gebrek aan keurders en capaciteit bij de werven. Het is dus geen vrijbrief om vast een aanvraag te doen en vervolgens maar niets te (blijven) doen. Er moet op het moment van aanvraag wel sprake zijn van een schip dat klaar is om te worden gekeurd.
Het Bureau Scheepvaart Certificering uit Lelystad die naast NBKB en Register Holland ook sinds najaar 2016 voor de Binnenvaart richtlijn is geaccrediteerd gaf haar visie op de vraag hoe gedurende de overgangstermijn wordt omgegaan met de beoordeling welke afwijkingen van de eisen zoals die voor grote pleziervaartuigen zijn opgenomen in hfst 21 van de richtlijn (hfst 26 van ES-TRIN) wel of geen klaarblijkelijk gevaar vormen met het oog op certificatie. Anders gezegd: het via artikel 8 onder certificaat brengen van het betreffende vaartuig dat niet volledig voldoet aan Bijlage II van de richtlijn. De handout van deze presentatie is hier te downloaden.