De Nederlandse koopvaardijvloot heeft de grootste Nederlandse bijdrage geleverd aan de overwinning van de Geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De zeelieden, gesteld onder de vaarplicht, hebben hier ongevraagd maar loyaal aan bijgedragen. Jarenlang gescheiden van gezin en familie en voortdurend bedreigd door torpedo’s en luchtaanvallen, verdienen zij onze grootste waardering.
Tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940 bevindt het grootste deel van de Nederlandse koopvaardijvloot zich buitengaats. De verliezen in de oorlog zijn zwaar. Ruim 400 schepen gaan verloren en meer dan 3.400 mensen laten het leven, onder wie duizend Nederlanders.
Geen erkenning
Een aantal schepen uit Nederlandse en Belgische havens weten aan de bezetter te ontkomen. Zo blijft ruim 90 procent van de handelsvloot uit handen van de vijand. Dit zijn 647 zeeschepen, 109 kustvaarders, 49 zeesleepboten en 38 vissersvaartuigen. Daar komt nog een dertigtal, voornamelijk Duitse, schepen bij dat bij het uitbreken van de oorlog zijn toevlucht zoekt in Oost- en West-Indische havens. De schepen zijn bemand met zo’n 12.000 Nederlanders en 6.500 bemanningleden met een andere nationaliteit, voornamelijk Nederlands-Indiërs, Chinezen en Laskaren (Brits-Indiërs).
Hoewel de Nederlandse koopvaardij een significante bijdrage heeft geleverd aan de overwinning van de geallieerden, kregen de zeevarenden jarenlang geen erkenning.
Zo zijn de koopvaardijveteranen niet uitgenodigd voor de 60e herdenking van D-Day, op 6 juni 2004. Dit maakt op schrijnende wijze duidelijk hoe snel men is vergeten dat het Nederlands vaarplichtig personeel heeft deelgenomen aan de invasie. Bovendien maken Nederlandse koopvaardijschepen tijdens de oorlog onder hachelijke omstandigheden tal van reizen tussen Britse havens en de Normandische kust.
Herdenkingen
In 1958 is in Rotterdam het monument voor de koopvaardij, De Boeg, onthuld. Bij de twintigste herdenking van de bevrijding, in 1965, nemen Ger Winterswijk, Kees Grundel en Jan Liebau, alledrie koopvaardijveteranen, het initiatief om een reünie te organiseren, met een herdenking bij het monument. Dit blijkt een groot succes. Prinses Margriet, petekind van de koopvaardij, woont de herdenking ook bij. Veel oud-zeevarenden laten weten een jaarlijkse reünie op prijs te stellen. Daarom komt in hetzelfde jaar het Comité Reünie Koopvaardijpersoneel 1940-1945 van de grond.
Het Comité ontvangt vervolgens uitnodigingen om bij andere herdenkingen een krans te leggen namens de koopvaardij. Onder andere bij die van de Koninklijke Marine en het Nationaal Comité 4 en 5 mei. In Den Helder is de koopvaardij eveneens vertegenwoordigd bij de jaarlijkse herdenking van het eind van de Tweede Wereldoorlog (15 augustus 1945).
Veteranen
Dankzij de inspanning van het comité en steun van Prins Bernhard krijgen de oud-koopvaarders aansluiting bij het Veteranenplatform, en verwerven zij eind jaren zestig de officiële status van veteraan. Sindsdien nemen ze jaarlijks deel aan het door Prins Bernhard afgenomen bevrijdingsdefilé op 5 mei in Wageningen, na zijn dood in 2004 omgedoopt tot Vrijheidsdefilé. In 1999 gaat het Comité Reünie Koopvaardijpersoneel op in de Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945 en nemen voor het eerst niet-veteranen zitting in het bestuur. Doel hiervan is de aanwezigheid bij herdenkingen te verzekeren, mochten de veteranen hier zelf niet meer toe in staat zijn.
Battle of the Atlantic
Het nieuwe bestuur besluit naar buiten te treden met extra publiciteit om opnieuw de aandacht te vestigen op de belangrijke rol van Nederlandse zeelieden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de grote offers die ze hebben gebracht. Zo komt er een nieuwsbrief uit met de activiteiten van de stichting. Ook heeft zij ervoor gezorgd dat er een Nederlandse gedenkplaat is aangebracht bij het historisch havenfront in Liverpool. Dit naar aanleiding van de 60e herdenking van The Battle of the Atlantic in Liverpool en ter nagedachtenis aan bemanningsleden van de Nederlandse koopvaardij, visserij en Koninklijke Marine die deze strijd niet overleefd hebben. Hoezeer de groep veteranen intussen is geslonken, blijkt uit het feit dat er in november een groepje van slechts vijf man meegaat naar Remembrance Sunday in Londen. Deelname aan het veteranendefilé op 29 juni moet men zelfs afzeggen vanwege te weinig aanmeldingen. Twee van de oprichters van het Comité Reünie Koopvaardijpersoneel, Ger Winterswijk (88) en Kees Grundel (84), zijn nog altijd bestuurslid van de stichting.
Herinneringen
Bij de 60e herdenking van de bevrijding organiseert men voor het eerst een varende reünie op de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg. Wegens succes kiest men in 2006 voor dezelfde formule. Ruim zestig koopvaardij- en marineveteranen, nabestaanden en belangstellenden die de koopvaardij een warm hart toedragen, verzamelen zich op dinsdag 29 augustus in Rotterdam op ms ‘Smaragd II’ voor een rondvaart en lunch, ditmaal door het achterland van Rotterdam. De oorlog ligt ver achter ons en de overgebleven zeevarenden zijn de tachtig gepasseerd. Mogelijk is dit één van de laatste gelegenheden om de oorlogsherinneringen uit de eerste hand op te tekenen.
Eén van de aanwezigen is voormalig loods Herman Boekwijt die zijn belevenissen in de oorlog te boek heeft gesteld onder de titel Alarm! Schip in zicht, een uitgave van Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945. Boekwijt vertelt dat hij zes maanden voor de oorlog als leerling in dienst kwam bij de Rotterdamsche Lloyd. Hij zou pas zes jaar later in Nederland terugkeren. In die tijd nam hij deel aan verschillende konvooireizen over de Atlantische Oceaan. Boekwijt voer op ms ‘Djambi’ dat na een aanvaring met ms ‘Silverbeech’ ten onder ging, maar hij overleefde de scheepsramp. Hij benadrukt hoe vreemd het was om na zes jaar terug te keren. “De thuiskomst voldeed niet aan de verwachting. Je bleek vervreemd te zijn van je familie. Dat is nooit meer goed gekomen,” verzucht hij.
Getorpedeerd
Cor Koningstein voer als kapitein bij de Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij Oceaan, de Nederlandse tak van de beroemde Britse Blue Funnel Line. Een grote rederij met bijna honderd schepen die in Nederland bekendstond als de ‘Blauwpijpers’, licht de oud-kapitein toe. Koningstein ging als stuurmansleerling naar zee en voer op elk van de zes schepen die de rederij in de vaart had. Drie schepen werden tijdens de oorlog getorpedeerd en verdwenen in de golven.
De Britse Blauwpijpers lijfden de Nederlandse schepen tijdens de oorlog in, de Nederlandse bemanningsleden bleven er aan boord, aangevuld met Britse collega’s. Koningstein ontsprong de dans, maar stelt cynisch vast dat hij de nodige ‘rotzooi’ heeft meegemaakt op de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Ook maakte hij de invasie van Normandië mee. Na de oorlog bleef hij varen bij de Blauwpijpers. Na een carrière van veertig dienstjaren bij deze rederij ging hij als kapitein met pensioen.
‘De tweede bom was raak’
Oud-kapitein Cor van Eenennaam monsterde als stuurmansleerling aan op de ‘Amstelland’ van de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Op 1 juli 1940 werd het vrachtschip getorpedeerd. Het schip bleef drijven, “maar schroef en roer waren geraakt, compleet verdwenen zelfs”, herinnert Van Eenennaam zich. Ook de machinekamer raakte zwaar beschadigd. De machinist die op het achterschip een sigaretje stond te roken heeft niemand meer teruggezien. Het schip ging voor reparatie op sleep naar Falmouth. Opgekalefaterd vertrok het schip in februari 1941 in konvooi naar Zuid-Amerika, maar overleefde twee vliegtuigaanvallen niet. “De eerste aanval”, vertelt Van Eenennaam, “was een bom, die dwars door wc en badkamer van de officieren ging. Deze richtte geringe schade aan, maar de tweede bom was raak en veroorzaakte grote schade in ruim 1 en een deel van de buitenhuid, waardoor het dek openscheurde. De bemanning moest het schip verlaten, wat gezagvoerder, kapitein Rietbergen, het leven kostte. De commandant van de Britse torpedobootjager ‘Vanquisher’ leverde de bemanning af in Liverpool.”
Kijk voor meer informatie op www.maritiemnederland.com