Bijlage 1 ESSENTIËLE EISEN en toelichting

BIJLAGE I        ESSENTIËLE EISEN

A.   Essentiële eisen voor het ontwerp en de bouw van de in artikel 2, lid 1 genoemde producten

1.   CATEGORIEËN VAARTUIGONTWERPEN

 

Ontwerpcategorie

Windkracht

(schaal van Beaufort)

Significante golfhoogte

(H⅓, meter)

A

meer dan 8

meer dan 4

B

tot en met 8

tot en met 4

C

tot en met 6

tot en met 2

D tot en met 4

tot en met 0,3

Toelichting:

A.

Een pleziervaartuig van ontwerpcategorie A wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart waarbij de windkracht meer dan 8 (schaal van Beaufort) en de significante golfhoogte meer dan 4 m kunnen bedragen, maar waarbij zich geen abnormale omstandigheden voordoen, zoals storm, zware storm, orkaan, tornado en extreme zeegang of abnormale golven.

B.

Een pleziervaartuig van ontwerpcategorie B wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart bij ten hoogste windkracht 8 en een significante golfhoogte van maximaal 4 m.

C.

Een vaartuig van ontwerpcategorie C wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart bij ten hoogste windkracht 6 en een significante golfhoogte van maximaal 2 m.

D.

Een vaartuig van ontwerpcategorie D wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart bij ten hoogste windkracht 4 en een significante golfhoogte van maximaal 0,3 m, waarbij incidenteel golven van maximaal 0,5 m kunnen voorkomen..

De vaartuigen van elke ontwerpcategorie moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat zij bestand zijn tegen de parameters voor stabiliteit, drijfvermogen en andere relevante essentiële eisen opgesomd in deze bijlage, en goed bestuurbaar zijn.

 

Geharmoniseerde normen:

  • Geen

Toelichting: 

Met de ontwerpcategorie wordt aangegeven voor welke vaaromstandigheden de bouwer het vaartuig maximaal geschikt acht. Hiervoor is de boot ontwerpen en er is in de documentatie aangegeven voor hoeveel personen dit is. De ontwerpcategorie zegt niets over het vaargebied of een klasse. Hierin maakt de richtlijn pleziervaartuigen geen onderscheid. In principe is het dus mogelijk voor een vaartuig geschikt voor ontwerpcategorie D om in geschikte omstandigheden ook op de oceaan te varen. Het is mogelijk dat er twee of meer ontwerpcategorieën op het vaartuig staan aangegeven bv. ontwerpcategorie C met 4 personen en ontwerpcategorie D met 6  personen. In het technisch dossier dat bij de bouwer in bezit moet zijn dient verantwoord te worden waarom voor een bepaalde ontwerpcategorie gekozen is.  Dit kan doormiddel van technische berekeningen, schema’s, tekeningen, beschrijvingen, foto’s, video’s ed.

In de eigenaarshandleiding moet een compleet overzicht van alle vier ontwerpcategorieën aanwezig zijn. Tevens dient genoemd te worden aan voor welk ontwerpcategorie het vaartuig ontworpen en gebouwd is.

2.   ALGEMENE EISEN

Geharmoniseerde normen:

  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU  EN ISO 8666 – Small craft – Principal Data

Toelichting: 

De basis gegevens als lengte van de romp en breedte van de romp zijn gedefinieerd in ISO 8666. Hier kan niet van worden afgeweken. Het handigste is om deze in alle documenten ook consequent te gebruiken zodat hierover geen verwarring zal ontstaan.

 

2.1.   Identificatie van vaartuigen

Op elk vaartuig moet een identificatienummer zijn aangebracht dat de volgende informatie omvat:

1.

de landcode van de fabrikant,

2.

een unieke code van de fabrikant, toegekend door de nationale autoriteit van de lidstaat,

3.

een uniek serienummer,

4.

de maand en het jaar van productie,

5.

het modeljaar.

In de desbetreffende geharmoniseerde norm zijn uitvoerige voorschriften voor het in de eerste alinea bedoelde identificatienummer opgenomen.

Geharmoniseerde normen:

  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU  EN ISO 10087 – Small craft – Craft identification Coding system

Toelichting: 

Dit identificatienummer dient minimaal twee keer op een vaartuig te worden aangebracht. Eén keer rechtsachter op de spiegel en één keer op een verborgen plaatst in het vaartuig. De nummers dienen op een dusdanige wijze te worden aangebracht dat ze een beschadiging aan de boot achterlaten indien ze verwijderd worden.  Alleen de bouwer hoeft op de hoogte te zijn van het identificatienummer op verborgen plaats. Beide locaties dienen wel aangegeven te worden in het technisch dossier. Het identificatie nummer mag niet gecombineerd worden met het bouwersplaatje zoals gemeld onder 2.2.

 

2.2.   Plaatje van de vaartuigbouwer

Op elk vaartuig moet behalve het vaartuigidentificatienummer nog een afzonderlijk, permanent bevestigd plaatje worden aangebracht met ten minste de volgende gegevens:

a)

de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde merknaam en het contactadres van de fabrikant;

b)

de CE-markering als bedoeld in artikel 18;

c)

de categorie vaartuigontwerp overeenkomstig afdeling 1;

d)

de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting, afgeleid volgens punt 3.6, waarbij het gewicht van de inhoud van de vaste tanks wanneer zij vol zijn niet wordt meegerekend;

e)

het door de fabrikant aanbevolen aantal personen waarop het vaartuig berekend is.

In het geval van beoordeling na de bouw omvatten de onder a) bedoelde contactgegevens en eisen ook die van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling heeft verricht.

 

Geharmoniseerde normen:

  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU  EN ISO 14945 – Small craft – buildersplate
  • EN ISO 11192:2005 Small craft — Graphical symbols (ISO 11192:2005)
  • EN ISO 13590:2003 Small craft — Personal watercraft — Construction and system installation requirements
  • EN ISO 6185-1:2001 Inflatable boats — Part 1: Boats with a maximum motor power rating of 4,5 kW (ISO 6185-1:2001)
  • EN ISO 6185-2:2001 Inflatable boats — Part 2: Boats with a maximum motor power rating of 4,5  kW to 15 kW inclusive (ISO 6185-2:2001)
  • EN ISO 6185-3:2014 Inflatable boats — Part 3: Boats with a hull length less than 8 m with a motor rating of 15 kW and greater (ISO 6185-3:2014)
  • EN ISO 6185-4:2011 Inflatable boats — Part 4: Boats with a hull length of between 8 m and 24 m with a motor power rating of 15 kW and greater (ISO 6185-4:2011, Corrected version 2014-08-01)

Toelichting:

Met dit plaatje wordt de eigenlijke CE markering op het vaartuig aangebracht. Het CE teken moet dan ook op het plaatje overheersen en dus heel duidelijk worden aangebracht. Bij boten met buitenboordmotor moet ook het maximale motorvermogen op het plaatje worden aangegeven. Bij rubberboten en waterscooters staan in de betreffende geharmoniseerde normen tevens gegevens over het bouwersplaatje vermeld.

 

2.3.   Beveiliging tegen overboord vallen en voorzieningen om weer aan boord te kunnen komen

Bij het ontwerp van vaartuigen wordt ervoor gezorgd dat de risico’s van overboord vallen zo veel mogelijk worden beperkt en dat het weer aan boord komen wordt vergemakkelijkt. Voorzieningen om weer aan boord te kunnen komen zijn zonder hulp toegankelijk voor of inzetbaar door iemand in het water.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 15085:2003 Small craft — Man-overboard prevention and recovery (ISO 15085:2003/A2:2018)

Toelichting:

Hieronder vallen o.a. antislip, voetrail, raillingen, handrails, vaste punten om een lijn van een veiligheidsharnas te bevestigen e.d. onder. Het is vereist dat een zwemtrap ten alle tijde zonder hulp vanaf het vaartuig door een zwemmer gebruikt kan worden. Naast een zwemtrap is ook een andere wijze om veilig weer aan boord te kunnen komen toegestaan bv. een opstap op het roer e.d. Alle voorzieningen moeten duidelijk aangegeven worden in de eigenaarshandleiding. Ook moeten deze voorzieningen zoals vermeld in de eigenaarshandleiding tijdens de levensduur van het vaartuig bruikbaar blijven en aanwezig blijven dit geldt in principe voor alle onderdelen en constructies van het vaartuig.. 

 

2.4.   Zicht vanaf de hoofdstuurstand

Op pleziervaartuigen moet de bestuurder vanuit de hoofdstuurstand, onder normale gebruiksomstandigheden (snelheid en belasting), rondom een goed zicht hebben.

Geharmoniseerde normen:

  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU  EN ISO 11591 – Small craft – engine-driven – Field of vision from helm position

Toelichting:

Dit geldt voor zowel motor als zeilboten. Met name planerende vaartuigen en vaartuigen met een stuurhuis zullen mogelijk extra voorzieningen moeten maken om altijd voldoende zicht te hebben. In sommige gevallen kan gewerkt worden met spiegels en camera’s om bepaalde blinde hoeken weg te werken. Ook navigatie lampen e.d. mogen het zicht niet beperken. Alleen de hoofdstuurstand hoeft volledig te voldoen wel is een stuurstand pas hoofdstuurstand als vanaf die stuurstand bv ook de lenspompen en alle motorcontrole instrumenten bediend kunnen worden.

In de eigenaarshandleiding dient duidelijk aangegeven te worden wat de hoofstuurstand is en hoe ervoor gezorgd moet worden dat men voldoende zicht heeft en houdt. Deze informatie dient ook in het technisch dossier aanwezig te zijn.

 

2.5.   Handleiding

Elk product moet overeenkomstig artikel 7, lid 7, en artikel 9, lid 4, voorzien zijn van een handleiding. Deze handleiding bevat alle nodige informatie voor een veilig gebruik van het product, met bijzondere aandacht voor opbouw, onderhoud, regelmatige werking, voorkoming van risico’s en risicobeheersing.

Geharmoniseerde normen:

  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU  EN ISO 10240 – Small craft – Owner’s manual

Toelichting:

De eigenaarshandleiding hoeft geen informatie te verschaffen over hoe gevaren moet worden maar moet juist de informatie bevatten die voor dit vaartuig specifiek zijn.  Als basis moet er een bepaalde wettelijke informatie instaan en waarschuwingen. Naast de norm voor de eigenaarshandleidingen geven de meeste andere geharmoniseerde normen ook informatie die in de eigenaarshandleiding verwerkt zou moeten worden. 

De eigenaarshandleiding moet in principe in papieren vorm verstrekt worden maar mag ook als pdf en in die toekomst waarschijnlijk ook via andere media verstrekt worden. Het veiligste op dit moment is in ieder geval een papieren versie met het vaartuig mee te leveren. 

Men mag met tekst werken maar men kan ook veel doen met tekeningen, foto’s e.d. 

De eigenaarshandleiding moet geschreven zijn in de taal die gebruikelijk is in het land van verkoop. In Nederland dus altijd minimaal in het Nederlands maar indien de boot via een Duitse dealer in Duitsland wordt geleverd ook in het Duits. Wordt vanuit Nederland rechtstreeks aan een Duitser verkocht dan is in principe een Nederlandse versie voldoen. Echter veelal wordt dan wel een Duitse of eventueel Engelse versie meegeleverd.

 

3.   EISEN BETREFFENDE INTEGRITEIT EN STRUCTUUR

3.1.   Structuur

De keuze en combinatie van materialen en de constructie moeten garanderen dat het vaartuig in alle opzichten sterk genoeg is. Er wordt in het bijzonder gelet op de ontwerpcategorie overeenkomstig afdeling 1 en de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 12215-1:2000 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 1: Materials: Thermosetting resins, glass-fibre reinforcement, reference laminate (ISO 12215-1:2000)
  • EN ISO 12215-2:2002 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 2: Materials: Core materials for sandwich construction, embedded materials (ISO 12215-2:2002)
  • EN ISO 12215-3:2002 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 3: Materials: Steel, aluminium alloys, wood, other materials (ISO 12215-3:2002)
  • EN ISO 12215-4:2002 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 4: Workshop and manufacturing (ISO 12215-4:2002
  • EN ISO 12215-5:2008 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 5: Design pressures for monohulls, design stresses, scantlings determination (ISO 12215-5:2008/A1:2014)
  • EN ISO 12215-6:2008 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 6: Structural arrangements and details (ISO 12215-6:2008)
  • EN ISO 12215-8:2009 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 8: Rudders (ISO 12215-8:2009/AC:2010)
  • EN ISO 12215-9:2012 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 9: Sailing craft appendages (ISO 12215-9:2012)

Toelichting: 

Dit onderdeel is met name voor de ontwerper en de bouwer van belang. De uiteindelijke koper mag ervan uitgaan dat het vaartuig aan de minimale sterkte en constructie eisen voldoet die nodig zijn om aan de aangegeven ontwerpcategorie te voldoen.

De ontwerper zal diverse constructie berekeningen aan moeten leveren en aan moeten tonen dat de constructie aan de vereiste sterkte voldoet. Indien de ontwerper dit niet heeft gedaan zal de bouwer dit alsnog moeten doen of laten doen wat de bouwer is uiteindelijk aansprakelijk voor het gerede product. Indien de bouwer in de overeenkomst met de ontwerper heeft vastgelegd dat de ontwerper een ontwerp maakt voor een bepaalde ontwerpcategorie moet de ontwerper dit ook daadwerkelijk aan kunnen tonen. In het technisch dossier van de bouwer moet zijn vastgelegd dat volgens de minimale eisen gebouwd is. Naast de geharmoniseerde normen kan men eventueel ook andere constructie normen toepassen. Dit moet echter ook onderbouwd worden door middel van berekeningen, tekeningen e.d.

Naast berekeningen kan men ook praktijktesten uitvoeren. B.v. een vaktest van een vooraf vastgestelde hoogte met volle belading om aan te tonen dat het vaartuig sterk genoeg is. Bij bestaande boten kan ook de historie van het vaartuig hierin van belang zijn. Heeft de boot zware omstandigheden zonder problemen doorstaan en men heeft hier bewijs van dan kan dit ook in het technisch dossier gebruikt worden.

 

3.2.   Stabiliteit en vrijboord

Het vaartuig moet, rekening houdend met de ontwerpcategorie overeenkomstig afdeling 1 en met de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6, voldoende stabiliteit en vrijboord hebben.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 12217-1:2017 Small craft — Stability and buoyancy assessment and categorization — Part 1: Non-sailing boats of hull length greater than or equal to 6 m (ISO 12217-1:2015)
  • EN ISO 12217-2:2017 Small craft — Stability and buoyancy assessment and categorization — Part 2: Sailing boats of hull length greater than or equal to 6 m (ISO 12217-2:2015)
  • EN ISO 12217-3:2017 Small craft — Stability and buoyancy assessment and categorization — Part 3: Boats of hull length less than 6 m (ISO 12217-3:2015)
  • EN ISO 6185-1:2001 Inflatable boats — Part 1: Boats with a maximum motor power rating of 4,5 kW (ISO 6185-1:2001)
  • EN ISO 6185-2:2001 Inflatable boats — Part 2: Boats with a maximum motor power rating of 4,5  kW to 15 kW inclusive (ISO 6185-2:2001)
  • EN ISO 6185-3:2014 Inflatable boats — Part 3: Boats with a hull length less than 8 m with a motor rating of 15 kW and greater (ISO 6185-3:2014)
  • EN ISO 6185-4:2011 Inflatable boats — Part 4: Boats with a hull length of between 8 m and 24 m with a motor power rating of 15 kW and greater (ISO 6185-4:2011, Corrected version 2014-08-01)

Toelichting: 

Dit is een heel belangrijk onderdeel binnen de Richtlijn Plezier Vaartuigen. De laatste jaren zijn diverse veranderingen aan de stabiliteits normen doorgevoerd. In de meeste gevallen betrof dit een verzwaring van de norm doordat er bepaalde onveilige situaties of daadwerkelijke ongelukken hebben plaatsgevonden.

In het technische dossier dient een stabiliteits berekening of bewijs van een praktijktest aanwezig te zijn. In de bijlage’s van alle drie EN ISO 12217 normen zitten werkbladen die ingevuld kunnen worden. Goed en compleet ingevulde werkbladen aangevuld met bewijs dat een stabiliteitstest e.d. is uitgevoerd kunnen goed als bewijs.

Rubberboten hebben hun eigen testen omschreven in de EN ISO 6185 serie. Behalve categorie A en B boten welke ook moeten voldoen aan de eisen van EN ISO 12217

In de handleiding moet ook enige informatie te vinden zijn over de stabiliteit van het vaartuig. Vaak wordt hier o.a. de informatie van de werkbladen ook voor gebruikt. Met name de informatie op het eerste werkblad. 

In een aantal gevallen kan bij een reeds bestaand schip ook historische informatie gebruikt worden om aan te tonen dat de stabiliteit voldoende is.

Stabiliteit is een complex onderwerp veelal heeft de bouwer zelf niet de vereiste kennis in huis om dit goed te kunnen controleren. De ontwerper maakt in begin fase bij het ontwerp reeds berekeningen deze dienen altijd gecontroleerd te worden na het voltooien van het vaartuig zodat men weet dat de aannames bij het ontwerpen overeenkomen met de uiteindelijke situatie op het vaartuig. Schakel zo nodig voor de onderbouwing van dit punt een deskundige in.

 

3.3.   Drijfvermogen en reservedrijfvermogen

De constructie van het vaartuig moet zodanig zijn dat het drijfvermogen is afgestemd op de ontwerpcategorie overeenkomstig afdeling 1 en de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6. Alle van leefruimte voorziene meerrompspleziervaartuigen die kunnen omslaan, moeten over voldoende drijfvermogen beschikken om in omgeslagen stand te blijven drijven.

Vaartuigen met een lengte van minder dan zes meter die bij gebruik overeenkomstig de ontwerpcategorie kunnen vollopen, moeten voorzien zijn van een geschikte drijfvoorziening om het vaartuig in volgelopen toestand drijvende te houden.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 12217-1:2017 Small craft — Stability and buoyancy assessment and categorization — Part 1: Non-sailing boats of hull length greater than or equal to 6 m (ISO 12217-1:2015)EN ISO 12215-1:2000 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 1: Materials: Thermosetting resins, glass-fibre reinforcement, reference laminate (ISO 12215-1:2000)
  • EN ISO 12217-2:2017 Small craft — Stability and buoyancy assessment and categorization — Part 2: Sailing boats of hull length greater than or equal to 6 m (ISO 12217-2:2015)
  • EN ISO 12217-3:2017 Small craft — Stability and buoyancy assessment and categorization — Part 3: Boats of hull length less than 6 m (ISO 12217-3:2015)
  • EN ISO 6185-1:2001 Inflatable boats — Part 1: Boats with a maximum motor power rating of 4,5 kW (ISO 6185-1:2001)
  • EN ISO 6185-2:2001 Inflatable boats — Part 2: Boats with a maximum motor power rating of 4,5  kW to 15 kW inclusive (ISO 6185-2:2001)
  • EN ISO 6185-3:2014 Inflatable boats — Part 3: Boats with a hull length less than 8 m with a motor rating of 15 kW and greater (ISO 6185-3:2014)
  • EN ISO 6185-4:2011 Inflatable boats — Part 4: Boats with a hull length of between 8 m and 24 m with a motor power rating of 15 kW and greater (ISO 6185-4:2011, Corrected version 2014-08-01)

Toelichting: 

Indien uit de nom en de richtlijn blijkt dat een vaartuig drijfvermogen nodig heeft dient men dat in het technisch dossier ook aan te tonen. Bij een klein vaartuig kan men naast eventuele drijflichamen ook het volume van het vaartuig zelf meenemen in de drijfvermogen berekening. Kleine vaartuigen moeten in ondergelopen toestand ook stabiel in het water blijven liggen zodat het mogelijk is dat één persoon weer aan boord klimt en het vaartuig leeg kan hozen.

In de eigenaarshandleiding dient men een het drijfvermogen en reservedrijfvermogen ook te behandelen.

 

3.4.   Openingen in romp, dek en bovenbouw

Openingen in romp, dek(ken) en bovenbouw mogen in gesloten stand geen afbreuk doen aan de structurele integriteit en de weer-en-windbestendigheid van het vaartuig.

Ramen, patrijspoorten, deuren en luikafdekkingen moeten bestand zijn tegen de waterdruk die op de plaats waar zij zich bevinden te verwachten valt, alsmede tegen de puntbelastingen die door het gewicht van zich aan dek bevindende personen worden uitgeoefend.

Huiddoorvoeren die bedoeld zijn om water in of uit de romp te laten stromen en die zich bevinden onder de waterlijn die correspondeert met de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6, moeten van gemakkelijk toegankelijke afsluiters voorzien zijn.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 12216:2002 Small craft — Windows, portlights, hatches, deadlights and doors — Strength and watertightness requirements (ISO 12216:2002EN ISO 12215-1:2000 Small craft — Hull construction and scantlings — Part 1: Materials: Thermosetting resins, glass-fibre reinforcement, reference laminate (ISO 12215-1:2000)
  • EN ISO 9093-1:1997 Small craft — Seacocks and through-hull fittings — Part 1: Metallic (ISO 9093-1:1994)
  • EN ISO 9093-2:2002 Small craft — Seacocks and through-hull fittings — Part 2: Non-metallic (ISO 9093-2:2002

 

Toelichting: 

Grotere vaartuigen die geen eigen drijfvermogen hebben moeten voldoende waterdicht zijn uitgevoerd zodat ze als geheel voldoende drijfvermogen krijgen. Afhankelijk van de plaats van de ramen, luiken, deuren en poorten gelden bepaalde waterdichtheids eisen. In het onderste gedeelte van de romp geldt bv een waterdichtheidseis van 3 meter waterkolom en bij de achterpui van een motorjacht is een bestand zijn tegen een grote stortbui voldoende. 

Ook gelden voor ramen minimale sterkte eisen en voor ramen bij de hoofdstuurstand lichtdoorlatenheidseisen.

In het technisch dossier dient voor elke raam vastgelegd te worden wat de eisen zijn voor de gegeven locatie. Daarna moet aangetoond worden dat ook aan deze eisen wordt voldaan. Specificaties van de geplaatste ramen dienen hierbij een onderdeel te zijn.

In de eigenaarshandleiding moet men informatie verstrekken die relevant zijn bij het gebruik van het vaartuig. Bijvoorbeeld het sluiten van bepaalde ramen in bepaalde omstandigheden.

 

3.5.   Vollopen

Alle vaartuigen moeten zo zijn ontworpen dat de kans op zinken zo gering mogelijk is.

Daarbij moet in voorkomend geval bijzondere aandacht worden besteed aan:

a)

stuurhutten en kuipen, die zelflozend moeten zijn of voorzien moeten zijn van andere middelen om het water uit het inwendige van het vaartuig te houden,

b)

ventilatievoorzieningen,

c)

het verwijderen van water met pompen of andere middelen.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 15083:2003 Small craft — Bilge-pumping systems (ISO 15083:2003)
  • EN ISO 11812:2001 Small craft — Watertight cockpits and quick-draining cockpits (ISO 11812:2001)

 

Toelichting: 

In de meeste gevallen dient elk compartiment in een vaartuig een eigen lensmogelijkheid te hebben. Bij vaartuigen van ontwerpcategorie C, B en A moet er in de meeste gevallen ook een tweede lensmogelijkheid zijn die onafhankelijk functioneert van de eerste lensmogelijkheid.

De eerste lensmogelijkheid moet bedienbaar zijn vanaf de hoofdstuurstand.

 

3.6.   Door de fabrikant aanbevolen maximale belasting

De door de fabrikant aanbevolen maximale belasting (brandstof, water, proviand, diverse uitrusting en personen (in kilogrammen)) waarvoor het vaartuig ontworpen is, wordt vastgesteld al naar gelang van de ontwerpcategorie (afdeling 1), de stabiliteit en het vrijboord (punt 3.2), alsmede het drijfvermogen en het reservedrijfvermogen (punt 3.3).

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 14946:2001 Small craft — Maximum load capacity (ISO 14946:2001/AC:2005)

Toelichting: 

Er dient in het technisch dossier en in de eigenaarshandleiding een maximale beladings berekening aanwezig te zijn. In principe maakt men deze tijdens de stabiliteitsberekening. 

 

3.7.   Bergplaatsen voor reddingsvlotten

Alle pleziervaartuigen van de ontwerpcategorieën A en B, alsmede pleziervaartuigen van de ontwerpcategorieën C en D met een lengte van meer dan zes meter, moeten beschikken over een of meer bergplaatsen voor een of meer reddingsvlotten die groot genoeg zijn voor het door de fabrikant voor het pleziervaartuig aanbevolen aantal personen. De bergplaats(en) moet(en) te allen tijde gemakkelijk toegankelijk zijn.

Geharmoniseerde normen:

  • Geen

Toelichting: 

Het komt in de praktijk vrijwel niet voor dat pleziervaartuigen kleiner dan 6 meter categorie A of B hebben. In de praktijk betekend dat elk vaartuig groter dan 6 meter de ruimte en mogelijkheid moet hebben om één of meerdere reddingsvlotten te plaatsen die minimaal geschikt zijn om het grootste aanbevolen aantal personen te kunnen dragen. Dit vlot hoeft niet aan boord te zijn dit is afhankelijk van het vaargebied wel moet duidelijk zijn dat waar en hoe deze voorzieningen geplaatst kunnen worden. Aan deze eis wordt o.a. voldaan door het in de eigenaarshandleiding aan te geven. Ook moet dit duidelijk worden uit het technisch dossier. Zowel in de eigenaarshandleiding als in het technisch dossier kan bv een veiligheidsplan worden toegevoegd met de mogelijke locatie van deze vlotten.

Theoretisch zou het kunnen dat met deze regel een grens wordt gelegd aan het maximaal aantal personen. Een sloep van 8 meter die misschien op alle punten voldoet om 30 personen bij categorie D te kunnen bergen heeft misschien niet voldoende ruimte om ook daadwerkelijk reddingsvlotten voor 30 personen te kunnen plaatsen zodanig dat deze ook nog gebruikt kunnen worden.

 

3.8.   Ontsnappingsweg

Alle van leefruimte voorziene meerrompspleziervaartuigen die kunnen omslaan, moeten beschikken over ontsnappingswegen die in geval van omslaan bruikbaar zijn. Wanneer er een ontsnappingsweg voor gebruik in omgeslagen stand aanwezig is, mag deze geen afbreuk doen aan de structuur (punt 3.1), de stabiliteit (punt 3.2) of het drijfvermogen (punt 3.3), ongeacht of het pleziervaartuig zich in normale of omgeslagen stand bevindt.

Alle van leefruimte voorziene vaartuigen moeten voorzien zijn van in geval van brand bruikbare ontsnappingswegen.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 9094:2017 Small craft — Fire protection (ISO 9094:2015)

Toelichting: 

De geharmoniseerde norm geeft informatie over de minimale eisen waaraan een vluchtweg moet voldoen en wanneer deze aanwezig moet zijn. E.e.a. is afhankelijk van de bootlengte en afstanden tot de uitgang. In het algemeen kan men aannemen dat indien de weg naar buiten langer is dan 5 meter ( soms 4 meter) bij een bootlengte kleinder dan 15 meter men dan een extra nooduitgang nodig heeft. Bij een vluchtweg moet men in staat zijn om het luik van buitenaf te openen in ontgrendelde maar gesloten toestand. Bij een vluchtluik moeten de hendels om dit te kunnen doen altijd aanwezig zijn.

 

3.9.   Ankeren, afmeren en slepen

Alle vaartuigen moeten, rekening houdend met de ontwerpcategorie waartoe zij behoren en hun kenmerken, zijn uitgerust met een of meer versterkte punten of andere middelen om de krachten die optreden bij ankeren, afmeren en slepen veilig te doorstaan.

Geharmoniseerde normen:

  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU  EN ISO 15084 – Small craft – Anchoring, mooring and towing

Toelichting: 

In het technisch dossier dient de bouwer bewijs aan te leveren dat de versterkte punten op hun taak berekend zijn. Eventueel kan men relatief eenvoudige testen met gewichten die aan de versterkte punten trekken gebruiken om dit bewijs op te bouwen. 

In de eigenaarshandleiding dient men aan te geven wat de versterkte punten zijn en hoe en op welke manier men veilig kan ankeren en slepen. Daarnaast moet er informatie zijn over de te gebruiken lijnen zodat men bv. kiest voor landvasten die voldoende sterk zijn.

 

4.   STUUREIGENSCHAPPEN

De fabrikant zorgt ervoor dat de stuureigenschappen van het vaartuig bevredigend zijn bij gebruik van de krachtigste voortstuwingsmotor waarvoor het vaartuig is ontworpen en gebouwd. Voor alle voortstuwingsmotoren moet het nominale maximumvermogen in de handleiding worden aangegeven.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 11592-1:2016 Small craft — Determination of maximum propulsion power rating using manoeuvring speed — Part 1: Craft with a length of hull less than 8 m (ISO 11592-1:2016)E

Toelichting: 

Voor de meeste vaartuigen is de ontwerper of de bouwer verantwoordelijk voor het vaststellen van het maximaal toepasbaar motorvermogen. De constructie van het vaartuig en van de fundatie voor de motor moet hierop worden aangepast. Ook moet het vaartuig veilig en goed te varen zijn eventueel moeten er in de eigenaarsleiding aanwijzingen gegeven worden over het verminderen  van motorvermogen in bepaalde omstandigheden. B.v. bij zeegang of bij het ingaan van bochten met grote snelheid.

Het technische dossier moet onderbouwing bevatten van het maximaal toepasbaar motorvermogen tenzij uit de constructie details is op te maken dat de constructie ruimschoots overbemeten is.

 

5.   MONTAGEVOORSCHRIFTEN

5.1.   Motoren en motorruimten

5.1.1.   Binnenboordmotor

Alle binnenboordmotoren moeten in een gesloten en van de leefruimte afgescheiden compartiment zijn geplaatst en zodanig zijn gemonteerd dat het gevaar van brand of uitbreiding van brand en de gevaren van giftige rook, warmte, lawaai of trillingen in de leefruimte tot een minimum beperkt blijven.

Onderdelen en accessoires van de motor die frequent gecontroleerd en/of onderhouden moeten worden, moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.

De isolatiematerialen in de motorruimte mogen geen verbranding onderhouden.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 11592-1:2016 Small craft — Determination of maximum propulsion power rating using manoeuvring speed — Part 1: Craft with a length of hull less than 8 m (ISO 11592-1:2016)E
  • EN ISO 9094:2017 Small craft — Fire protection (ISO 9094:2015)
  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU  EN ISO 16147  Small craft – Inboard engines – Engine mounted fuel and electrical components
  • Oud nog niet opnieuw geharmoniseerd voor 2013/53/EU 15609 Small craft – LPG equipment and accesaories – LPG propulsion systems for boats, yachts and other craft

 

Toelichting: 

Belangrijk in de motorruimte is dat voorzorgsmaatregelen genomen worden om een brand te voorkomen en vervolgens om mocht er toch een brand uitbreken deze te beperken tot de motorruimte en de brand te kunnen blussen. Daarbij staat de veiligheid en de gezondheid van de mensen aan boord voorop. In het technisch dossier dient te worden vastgelegd welke voorzorgsmaatregelen genomen zijn om de risico’s zo veel mogelijk te beperken. Eventueel voorafgegaan door een risico inventarisatie. 

Bij benzine en LPG motoren speelt ook explosieveiligheid een rol. In dat geval moeten alle elektrische componenten in de machinekamer explosieveilig zijn uitgevoerd.

Ook bij elektrisch  aangedreven pleziervaartuigen spelen diverse zaken die meegenomen moeten worden in het ontwerp van het vaartuig.

In de eigenaarshandleiding dient dienen waarschuwingen en adviezen over een juist gebruik van de binnenboordmotor gegeven te worden.

 

5.1.2.   Ventilatie

De motorruimte moet geventileerd zijn. De instroming van water in de motorruimte door openingen moet zoveel mogelijk worden beperkt.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 11105:2017 Small craft — Ventilation of petrol engine and/or petrol tank compartments (ISO 11105:1997)

 

Toelichting:

Elke motorruimte moet geventileerd worden. De hoeveelheid en grote van de ventilatie openingen is afhankelijk van het type motor wat geplaatst is. Bij dieselmotoren is dit afhankelijk van de eisen van de fabrikant. Dit is in de inbouwhandleiding van de motor te vinden. 

Bij benzine motoren in een motorruimte of afgesloten bun en bij ruimtes waarin een benzinetank is geplaatst dient de geharmoniseerde norm gevolgd te worden.

Vaak wordt bij kleine vaartuigen met benzine motor de ventilatie in de kist waarin de benzinetank is geplaatst vergeten. Van belang is dat dit wel aanwezig is en aan de minimale eisen voldoet. 

 

5.1.3.   Niet-ingesloten delen

Bewegende of hete delen van de motor die persoonlijk letsel kunnen veroorzaken, moeten doeltreffend worden afgeschermd, tenzij de motor zich onder een kap of binnen de eigen omhulling bevindt.

Geharmoniseerde normen:

  • Geen

Toelichting:

Indien een machinekamer tijdens de vaart te betreden is via een eigen deur dan is het vereist dat alle draaiende delen en hete delen tegen aanraking afgeschermd worden. Dit zijn bv de schroefas, V-snaren, uitlaat e.d.  Droge uitlaten van motoren en verwarmingssystemen kunnen zeer heet worden en daarmee zelfs brand veroorzaken deze moeten zeer goed ingepakt worden.

Indien de machinekamer tijdens de vaart niet te betreden is omdat er bv eerst een motorkist of vloerluik weggenomen moeten worden zijn de eisen voor de afscherming van bewegende delen iets minder streng. De motorkist of luik wordt dan zelf gezien als afscherming.

 

5.1.4.   Starten van buitenboordvoorstuwingsmotoren

Iedere buitenboordvoorstuwingsmotor in ieder vaartuig moet een voorziening hebben die het starten van de motor verhindert wanneer deze in een versnelling staat, behalve:

a)

wanneer de motor een statische stuwkracht van minder dan 500 newton (N) levert,

b)

wanneer de motor voorzien is van een blokkeervoorziening van de gashendel die de statische stuwkracht op het moment van het starten van de motor beperkt tot 500 N.

 

Geharmoniseerde normen:

  • 11517 Small craft – start in gear Protection

Toelichting:

Dit is een eis die voor de buitenboordmotoren zelf geldt en waarvoor de fabrikant van de motor zelf verantwoordelijk is. In principe zouden er geen buitenboordmotoren op de markt aanwezig mogen zijn die hier niet aan voldoen. Voor de bouwer van het pleziervaartuig is het van belang dat deze voorziening aanwezig is en naar behoren functioneert.

 

5.1.5.   Waterscooters zonder bestuurder

Waterscooters moeten een voorziening hebben die de voortstuwingsmotor automatisch uitschakelt of de scooter automatisch met beperkte snelheid in een cirkel voorwaarts laat bewegen wanneer de bestuurder afstapt of in het water valt.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 13590:2003 Small craft — Personal watercraft — Construction and system installation requirements
  • EN ISO 15652:2017  Small craft — Remote steering systems for inboard mini jet boats (ISO 15652:2003)

 

Toelichting:

Voor waterscooters bestaat net als voor rubberboten een eigen geharmoniseerde norm. Hierin staan specifieke zaken die alleen bij waterscooters van toepassing zijn. 

 

5.1.6.   Met een helmstok bestuurde buitenboordvoorstuwingsmotoren moeten worden uitgerust met een noodstopvoorziening die met de stuurman kan worden verbonden.

Geharmoniseerde normen:

Toelichting:

Deze voorziening is in principe aanwezig op buitenboordmotoren die nu op de markt komen. In het binnenvaartpolitie reglement is deze voorziening ook vastgelegd voor open snelvarende vaartuigen maar dit is niet vastgelegd in de richtlijn pleziervaartuigen.

 

5.2.   Brandstofsysteem

5.2.1.   Algemeen

De voorzieningen en installaties voor het vullen, de opslag, de ontluchting en de toevoer van brandstof moeten zo zijn ontworpen en aangebracht dat het brand- en explosiegevaar tot een minimum wordt beperkt.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 7840:2013 Small craft — Fire-resistant fuel hoses (ISO 7840:2013)
  • EN ISO 8469:2013 Small craft — Non-fire-resistant fuel hoses (ISO 8469:2013)
  • EN ISO 10088:2017 Small craft — Permanently installed fuel systems (ISO 10088:2013)

Toelichting: 

Onderdelen binnen het brandstofsysteem binnen de motorruimte moeten brandveilig en brandstofbestendig zijn uitgevoerd. Brandveilig betekend dat ze een brandtest gedurende vijf minuten moeten kunnen doorstaan zoals in ISO 7840 is omschreven. Brandstofslangen die een ISO 7840 opschrift hebben voldoen aan deze eis. Brandstoffilters die een ISO 10088 opschrift hebben voldoen ook aan deze eis.

Buiten de motorruimte moeten de onderdelen van het brandstofsysteem minimaal brandstofbestendig zijn.

In het technisch dossier moet worden vastgelegd welke onderdelen er zijn gebruikt en of ze voldoen. Dit mag door middel van foto’s, schema’s en beschrijvingen. 

De eigenaar moet minimaal beschrijven welke onderdelen specifiek onderhoudt nodig hebben en waar de gevaren liggen. Heel praktisch is om een technische tekening van het systeem met een onderdelenlijst in de eigenaarshandleiding te gebruiken.

Onderdelen op binnenboordmotoren zouden in principe aan dezelfde brandveiligheidseisen moeten voldoen. Dit is echter de verantwoordelijkheid van de motorfabrikant. De fabrikant van het vaartuig is hier zelf niet verantwoordelijk voor en mag er in principe van uitgaan dat de motor hier aan voldoet.

 

5.2.2.   Brandstoftanks

De brandstoftanks, -buizen en -slangen moeten worden vastgemaakt en worden gescheiden van of beschermd tegen elke bron die veel warmte produceert. Het materiaal waaruit de tanks bestaan en de constructie ervan moeten zijn afgestemd op hun capaciteit en het soort brandstof.

Alle ruimten waarin benzinetanks staan opgesteld, moeten geventileerd worden.

Benzinetanks mogen geen deel uitmaken van de romp en moeten:

a)

beschermd zijn tegen brand van elke motor en van alle andere ontstekingsbronnen;

b)

van de leefruimte afgesloten zijn.

Dieseltanks mogen in de romp zijn geïntegreerd.

 

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 21487:2012 Small craft — Permanently installed petrol and diesel fuel tanks (ISO 21487:2012)

Toelichting: 

In het technische dossier moet de locatie, grote en opbouw duidelijk worden. Bij het technisch dossier hoort ook een afpersrapport van de brandstoftank of ander bewijs dat de gemonteerde op dichtheid is beproefd. 

Bij de eigenaarshandleiding moet ook de inhoudt en de soort brandstof aangegeven worden.

 

5.3.   Elektrisch systeem

Het elektrische systeem moet zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat een goede bediening van het vaartuig onder normale bedrijfsomstandigheden gegarandeerd is en dat het gevaar voor brand en elektrische schokken tot een minimum wordt beperkt.

Alle stroomkringen, met uitzondering van de door accu’s gevoede stroomkringen voor het starten van de motor, moeten veilig blijven wanneer ze worden overbelast.

Elektrische voortstuwingskringen werken niet in op andere kringen op een zodanige wijze dat er één niet werkt zoals bedoeld.

Er moet voor ventilatie worden gezorgd om de opeenhoping van eventuele door accu’s geproduceerde explosieve gassen te voorkomen. De accu’s moeten stevig bevestigd en tegen inkomend water beschermd worden.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 10133:2017 Small craft — Electrical systems — Extra-low-voltage d.c. installations (ISO 10133:2012)
  • EN ISO 13297:2014 Small craft — Electrical systems — Alternating current installations (ISO 13297:2014)
  • EN 60092-507:2015 Electrical installations in ships — Part 507 — Small vessels
  • EN ISO 8846:2017 Small craft — Electrical devices — Protection against ignition of surrounding flammable gases (ISO 8846:1990)
  • EN ISO 9097:2017 Small craft — Electric fans (ISO 9097:1991)
  • EN ISO 8849:2003 Small craft — Electrically operated direct-current bilge-pumps (ISO 8849:2003)
  • EN ISO 25197:2012 Small craft — Electrical/electronic control systems for steering, shift and throttle

Toelichting: 

In het technische dossier moet voldoende informatie over het elektrisch systeem aanwezig zijn. Grote en hoeveelheid hiervan hangt af van de complexiteit van het systeem. Bij een eenvoudige elektrische installatie voldoet een schema en informatie over de geplaatste zekeringen. Bij een groter vaartuig zal de installatie ontworpen en doorgerekend moeten worden. Hierbij zal er ook een energiebalans en gegevens over kabels , beveiligingen e.d. aanwezig moeten zijn.

In de meeste gevallen zijn met name ISO 10133 en ISO 13297 van belang bij grote complexe installaties met 3 fase systemen is EN 60092-507 van toepassing. De andere normen zijn van toepassing op onderdelen.

De technische documentatie met betrekking tot de elektrische installatie is veelal onvolledig en wordt in de meeste gevallen te laat aangeleverd om een goede controle door een keuringsinstantie mogelijk te maken. In het belang van de bouwer is het wenselijk om dit te veranderen en meer vooraf uit te werken. Dit voorkomt ook fouten tijdens het installeren en maakt het later eenvoudiger om service uit te voeren.

Grondig testen van de installatie en het resultaat hiervan voor oplevering van het vaartuig vast te leggen in een rapportage wordt ook vaak vergeten. Het is zeer zinvol om dit wel te doen.

Bij het vaartuig bv als bijlage bij de eigenaarshandleiding dient voldoende informatie aanwezig te zijn om normaal regulier onderhoudt uit te kunnen voeren. In de meeste gevallen zal dan ook minimaal een elektrisch schema en een zekeringenlijst aanwezig moeten zijn.

 

5.4.   Stuursysteem

5.4.1.   Algemeen

Het stuursysteem en het voortstuwingsbesturingssysteem moeten zodanig ontworpen, gebouwd en gemonteerd zijn dat hiermee de stuurbelastingen onder voorzienbare bedrijfsomstandigheden kunnen worden overgebracht.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 8847:2017 Small craft — Steering gear — Cable and pulley systems (ISO 8847:2004)
  • EN ISO 8848:2017 Small craft — Remote steering systems (ISO 8848:1990)
  • EN ISO 9775:2017 Small craft — Remote steering systems for single outboard motors of 15 kW to 40 kW power (ISO 9775:1990)
  • EN ISO 10592:2017 Small craft — Hydraulic steering systems (ISO 10592:1994)
  • EN ISO 11547:1995 Small craft — Start-in-gear protection (ISO 11547:1994:A1:2000)
  • EN ISO 13929:2017 Small craft — Steering gear — Geared link systems (ISO 13929:2001)
  • EN ISO 15652:2017  Small craft — Remote steering systems for inboard mini jet boats (ISO 15652:2003)

Toelichting: 

In het technisch dossier moet worden aangegeven wel systeem is geplaatst en hoe dit is opgebouwd. Ook zal het systeem voor oplevering getest moeten worden en het is zeer verstandig om hiervan een rapportage aan het dossier toe te voegen.

Diverse onderdelen in het stuursysteem dienen voorzien te zijn van een CE markering. Bv de stuurpomp en de stuurcilinder. Belangrijk is om de verklaringen van overeenstemmingen die horen bij deze componenten ook aan het dossier toe te voegen.

In de eigenaarshandleiding dient voldoen informatie aanwezig te zijn om normaal onderhoud en service uit te kunnen voeren. Informatie over de gebruikte hydraulische olie moet bijvoorbeeld terug te vinden zijn.

 

5.4.2.   Noodvoorzieningen

Elk pleziervaartuig met zeil en elk met één voortstuwingsmotor uitgerust pleziervaartuig zonder zeil waarvan het roer op afstand wordt bediend, moeten uitgerust zijn met een noodvoorziening waarmee het pleziervaartuig bij beperkte snelheid kan worden bestuurd.

Geharmoniseerde normen:

  • Geen

Toelichting: 

Een vaartuig met een stuurwiel zal indien één voortstuwingsmotor aanwezig is voorzien moeten zijn van een noodstuurinrichting. Dit kan bijvoorbeeld een extra helmstok zijn. Een twee motorig vaartuig heeft geen noodstuurinrichting nodig omdat in dat geval in principe met beide motoren met de gashendels gestuurd kan worden.

Een boeg en of hekschroef geld niet als noodstuurinrichting.

De noodstuurinrichting moet indien aanwezig ook duidelijk in de eigenaarshandleiding uitgelegd worden.

 

5.5.   Gassysteem

Gassystemen voor huishoudelijk gebruik moeten van het type met dampafvoer zijn en zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat gaslekken en ontploffingsgevaar worden vermeden en zij moeten op gaslekken kunnen worden getest. Materialen en onderdelen moeten geschikt zijn voor het gebruikte soort gas en bestand zijn tegen de belastingen en invloeden waaraan zij op het water blootstaan.

Elk gastoestel dat door de fabrikant is bestemd voor de toepassing waarvoor het wordt gebruikt, moet worden gemonteerd volgens de instructies van de fabrikant. Elk gassysteem moet het gas toegevoerd krijgen via een afzonderlijke leiding van het distributiesysteem en elk toestel moet zijn voorzien van een afzonderlijke afsluiter. Er moet worden gezorgd voor voldoende ventilatie om gevaren door gaslekken en verbrandingsproducten te voorkomen.

Elk vaartuig met een vast gassysteem moet zijn uitgerust met een compartiment voor de opslag van alle gasflessen. Dit compartiment moet afgesloten zijn van de leefruimte, uitsluitend van buitenaf toegankelijk zijn en naar buiten toe geventileerd zijn, zodat vrijkomend gas naar buiten toe wegstroomt.

In het bijzonder moet elk vast gassysteem na installatie getest worden.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 10239:2017 Small craft — Liquefied petroleum gas (LPG) systems (ISO 10239:2014)

Toelichting: 

In het technisch dossier moet een schema van de gasinstallatie aanwezig zijn. Belangrijk is ook dat er een testrapport aanwezig is van het testen van de installatie voordat het vaartuig wordt opgeleverd. 

De kwaliteit van de gassystemen in Nederland zijn de laatste jaren sterk verbeterd toch worden er soms nog cruciale fouten gemaakt. Met name bij de afvoeren van de gasbun en het gebruik van slangklemmen en stukken gasslang. Slangklemmen zijn niet meer toegestaan sinds 2001 en er moeten derhalve altijd vaste koppelingen gebruikt worden.  Alleen in de gasbun en voor cardanisch opgehangen kooktoestellen mag nog een gasslang gebruikt worden. Al het andere moet met vaste leidingen worden uitgevoerd.

In het handboek moeten aanwijzingen gegeven worden over het veilig gebruik en noodzakelijk onderhoudt van het gassysteem.

 

 

5.6.   Brandbeveiliging

5.6.1.   Algemeen

Bij de uitrusting en de indeling van het vaartuig moet rekening worden gehouden met het risico en de uitbreiding van brand. Er moet speciaal worden gelet op de omgeving van apparaten met een open vlam, hete zones of motoren en hulpapparaten, overlooppijpen van olie en brandstof, onbedekte olie- en brandstofbuizen en de geleiding van elektrische bedrading, waarbij in het bijzonder warmtebronnen en hete zones moeten worden vermeden.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 9094:2017 Small craft — Fire protection (ISO 9094:2015)
  • EN ISO 14895:2016 Small craft — Liquid-fuelled galley stoves and heating appliances (ISO 14895:2016)

Toelichting: 

Er zijn enkele speciale eisen voor brandwerendheid van isolatie materialen in de machinekamer. Ook in de omgeving van open vlammen bij gaskookplaten e.d. moet met materialen gewerkt worden die aan de bepaalde eisen moet voldoen. 

Voor bekleding, gordijnen, afwerkingsmaterialen e.d. gelden geen speciale eisen. Wel is het zinvol om hier aandacht aan te besteden en dit ook vast te leggen in het technisch dossier. Hiermee kan men in het geval van een calamiteit  de aansprakelijkheid inperken.

In de eigenaars handleiding dient met speciale aanwijzingen te plaatsten die verwijzen naar de gevaren van brand en het voorkomen ervan.

 

5.6.2.   Brandblusapparatuur

Pleziervaartuigen moeten worden geleverd met op het brandgevaar afgestemde brandblusapparatuur, of met aanwijzingen voor de plaatsing en de capaciteit van op het brandgevaar afgestemde brandblusapparatuur. Het vaartuig mag pas in bedrijf worden gesteld wanneer de juiste brandblusapparatuur is geïnstalleerd. De motorruimten van benzinemotoren moeten worden beschermd met een blussysteem dat in geval van brand kan worden gebruikt zonder dat de ruimte hoeft te worden geopend. Indien er draagbare brandblussers zijn aangebracht, moeten zij gemakkelijk toegankelijk zijn en moet een ervan zo zijn geplaatst dat hij gemakkelijk bereikbaar is vanuit de hoofdstuurstand van het pleziervaartuig.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 9094:2017 Small craft — Fire protection (ISO 9094:2015)

Toelichting: 

In de geharmoniseerde norm is aangegeven welke brandblussers er minimaal aanwezig moeten zijn en aan welke eisen ze moeten voldoen. Dit is o.a. afhankelijk van de grote van de boot en welke stoffen er aan boord aanwezig zijn.

Een benzine of gasinstallatie verhoogd het brand risico en er zullen dan ook zwaardere blusmiddelen aanwezig moeten zijn.

In de eigenaarshandleiding moeten aanwijzingen staan over het gebruik, locatie en onderhoudt van de aanwezig blusmiddelen.

 

 

5.7.   Navigatielichten, dagmerken en geluidsseinen

Wanneer navigatielichten, dagmerken en geluidsseinen worden gemonteerd, moeten zij, naargelang het geval, voldoen aan de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee (COLREG 1972) of aan de Europese code voor de binnenvaart (CEVNI).

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 16180:2013 Small craft — Navigation lights — Installation, placement and visibility
  • EN ISO 19009:2015 Small craft — Electric navigation lights — Performance of LED lights

 

Toelichting: 

Er worden relatief vaak kleine fouten gemaakt bij het plaatsen van navigatie verlichting. Bestudeer nauwkeurig het BPR over vereisten voor navigatielichten zodat de juiste verlichting gevoerd kan worden. B.v. op de motor en onder zeil.

In de eigenaarshandleiding dient duidelijk te worden aangegeven hoe de aanwezige verlichting gebruikt moet worden. Ook moeten controle maatregelen en waarschuwingen voor  verkeerd gebruik aangegeven worden.

 

5.8.   Voorkoming van lozing en voorzieningen die het aan land brengen van afval vergemakkelijken. Vaartuigen moeten zo zijn gebouwd dat verontreinigende stoffen (olie, brandstof enz.) niet per ongeluk overboord kunnen raken.

Elk in een pleziervaartuig gemonteerd toilet mag uitsluitend worden aangesloten op een opvangtank- of waterzuiveringssysteem.

Pleziervaartuigen waarin opvangtanks zijn gemonteerd, moeten voorzien zijn van een standaardverbindingsstuk om de buizen van de ontvangstinrichting te kunnen aansluiten op de afvoerleiding van het pleziervaartuig.

Bovendien moeten door de romp aangelegde afvoerbuizen voor menselijk afval voorzien zijn van kleppen die in de gesloten stand kunnen worden geborgd.

Geharmoniseerde normen:

  • EN ISO 8099-1:2018 (new) Small craft — Waste systems — Part 1: Waste water retention (ISO 8099-1:2018)

 

Toelichting: 

Het is reeds geruime tijd vereist dat elk vaartuig met een onderwatertoilet voorzien is van een opvangtank. Een waterzuiveringssysteem is ook toegestaan alleen zijn deze op dit moment nog vrijwel niet verkrijgbaar. Zuiveringssystemen moeten veelal om goed te kunnen functioneren regelmatig gebruikt worden en dat is bij een pleziervaartuig welke slechts een paar weekenden en soms enkele weken gebruikt worden een probleem. 

In het technisch dossier moet een beschrijving en schema aanwezig zijn van het aangebrachte vuilwatersysteem. O.a. een testrapport dient hier onderdeel van uit te maken.

In het handboek moet het gebruik en noodzakelijk onderhoudt worden aangegeven.